Gevolgen voor je lijf

Conditie en beweging 

Conditie vóór de behandeling

Door de ziekte en behandeling bij kanker gaat je conditie vaak achteruit. Met een goede conditie ben je beter in staat om de behandeling en operatie goed te doorstaan. De kans op complicaties en bijwerkingen is kleiner en het herstel gaat vlotter. Probeer daarom je conditie zo goed mogelijk op peil te houden. 

Beweging

Beweging zorgt voor een betere conditie én het zorgt vaak voor ontspanning. Kies een activiteit die bij je past. Het algemene beweegadvies na de diagnose kanker is: drie keer per week 30 minuten duurtraining en twee keer per week 30 minuten krachttraining. Doe het rustig aan voor en na de lichamelijke inspanning. Het is niet nodig om intensief te sporten. Sport je wel intensief? Overleg dan met je arts of dat ook kan tijdens de behandeling. Soms is het beter om niet op de dag van en na de chemotherapie of operatie te sporten.

Begeleiding bij bewegen

Sommige ziekenhuizen kunnen je begeleiden bij de verbetering van je conditie voor de operatie. En vaak is er een revalidatieprogramma na de operatie. Vraag aan je behandelaar welke ondersteuning er voor jou is. Er zijn ook fysiotherapeuten die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van mensen met kanker. Stichting Tegenkracht biedt sport- en beweegprogramma’s aan voor mensen met kanker. Dit kan soms ook via je werkgever geregeld worden.  

Vermoeidheid

“Ben je ook zo moe?” Dat is een veelgehoorde vraag onder kankerpatiënten. Het antwoord is meestal: “Ja, moe van niets.” 

Vermoeidheid bij kanker komt vaak voor. Het is niet altijd duidelijk waar vermoeidheid vandaan komt. Meestal is deze vermoeidheid ook niet gekoppeld aan een bepaalde activiteit. Vermoeidheid kan optreden in alle fasen van de behandeling, zelfs na volledige genezing of pas na lange tijd. Vermoeidheid heeft niet altijd een lichamelijke oorzaak. Ook psychische en emotionele problemen kunnen een rol spelen.  

De een is futloos, slap, lusteloos, somber. De ander is werkelijk uitgeput. Tussen die twee zit van alles. Bij sommigen is de vermoeidheid voortdurend aanwezig. Bij anderen is de moeheid juist sterk wisselend en onvoorspelbaar: het ene moment voelen ze zich goed, het andere moment hebben ze ineens last van extreme vermoeidheid. Ze hebben minder energie dan ze gewend waren. 

Omgaan met vermoeidheid

Probeer de vermoeidheid en beperkingen te accepteren. Door je te verzetten verspil je energie en wordt het waarschijnlijk alleen maar erger. De beste manier om met vermoeidheid om te gaan is per persoon verschillend. Deze dingen kunnen helpen: 

  • Het maken van een dagindeling. Een goede verdeling van activiteiten over de dag en over de week kan helpen. Wissel lichamelijke activiteiten af met activiteiten die geestelijke inspanning vragen. 
  • Mindfulness of yoga. 
  • Meer lichaamsbeweging: het algemene beweegadvies na de diagnose kanker is drie keer per week 30 minuten duurtraining en twee keer per week 30 minuten krachttraining. Bij vermoeidheid is het advies om de duurtraining ten minste op matige intensiteit uit te voeren. Daarbij geldt: hoe meer beweging, hoe beter. Intensief sporten hoeft dus niet, kies iets dat bij jou past. 
  • (Online) therapie bij vermoeidheid, bijvoorbeeld via het Helen Dowling Instituut. 
  • Cognitieve gedragstherapie, bijvoorbeeld via het Nederlands Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid. 

Chronische vermoeidheid

Meestal vermindert de vermoeidheid ongeveer een jaar na afloop van de behandeling. Maar bij mensen die blaas- of nierkanker hadden, blijkt dat vermoeidheid een van de meest voorkomende late gevolgen is. Een deel van de mensen heeft zes maanden na de behandeling nog steeds last van buitengewone vermoeidheid, zonder dat er directe oorzaken voor de vermoeidheid zijn. Dan kan er sprake zijn van chronische vermoeidheid. 

Deze vermoeidheid is voor veel mensen minder goed te aanvaarden. Tijdens de behandelingen was er een duidelijke reden voor de moeheid. Nu zijn er nog steeds redenen voor de vermoeidheid, maar die zijn niet meer zo duidelijk. Dat leidt ook tot onbegrip bij anderen.  

Chronische vermoeidheid kan ontstaan doordat het verwerken van de kanker en de gevolgen ervan niet goed lukt. Sommige mensen blijven bezig met wat er met ze is gebeurd en dat roept soms negatieve emoties op. Negatieve emoties zijn een bron van stress en stress kost veel energie. En als er geen gelegenheid is om uit te rusten en te ontspannen, putten mensen zichzelf daarmee uit. Ze verbruiken meer energie dan ze kunnen opbouwen. 

Meestal is er iets aan de vermoeidheid te doen of kun je leren om beter om te gaan met je vermoeidheid. Meer bewegen kan bijvoorbeeld helpen, ook al ben je moe. Er zijn verschillende zorgverleners die je kunnen helpen. Bespreek de vermoeidheid daarom met je arts. 

Pijn 

Pijn komt veel voor bij (ex-)kankerpatiënten. Pijn van de behandeling of pijn door de kanker zelf. Velen vinden het moeilijk om over hun pijnklachten te praten. Toch is het belangrijk dat je pijn bespreekbaar maakt met je behandelaar in het ziekenhuis of bij je huisarts. Pijn bij kanker is ingewikkeld, soms duurt het kort, soms kan het langdurig aanhouden. 

Pijn is ook een persoonlijke ervaring. Vandaar dat een standaardpijnbehandeling heeft plaats gemaakt voor maatwerk. Pijnbestrijding met medicatie moet goed worden begeleid door iemand met veel ervaring. Het is van belang dat pijnstillers op het juiste moment worden ingezet. Niet te vroeg en niet te laat. 

Een arts kan jou het beste helpen als je zo goed mogelijk aan kunt geven waar en wanneer je pijn hebt. Om je voor te bereiden op een gesprek kun je jezelf alvast de volgende vragen stellen: 

  • Waar zit de pijn? 
  • Sinds wanneer heb ik deze pijn? 
  • Hoe omschrijf ik de pijn? Bijvoorbeeld scherp, dof, brandend, zeurend, snijdend, kloppend of drukkend. 
  • Wat verergert of vermindert te pijn? 
  • Is er een relatie tussen de pijn en bepaalde activiteiten? Bijvoorbeeld lopen, zitten of naar het toilet gaan. 
  • Hoe erg is de pijn? Is de pijn altijd even erg of zijn er momenten waarop ik minder of meer pijn heb? 
  • Straalt de pijn uit naar andere delen van het lichaam? 
  • Breidt de pijn zich uit rondom de oorspronkelijke pijn? 

Soorten pijn

Voor de behandeling van pijn, is het belangrijk om te weten welk soort pijn je hebt.  

  • Oppervlakkige pijn is meestal goed aan te wijzen. Het is pijn die komt door schade aan je spieren, gewrichten, botten of huid.  
  • Pijn vanuit de organen voelt anders. Deze precieze plek van de pijn is soms lastig aan te wijzen. De pijn kan drukkend, krampend of borend voelen. De tumor kan op je organen drukken en zo pijn geven. De plek waar je de pijn voelt, hoeft niet de plek te zijn waar de pijn ontstaat. Je kan de pijn voelen in je rug, terwijl de tumor in je buik drukt.  
  • Mensen met zenuwpijn hebben beschadiging in het zenuwstelsel of het zenuwstelsel werkt niet meer zoals het hoort. Dit noem je ook wel neuropathie of neuropathische pijn. Dit voelt vaak als een stekende, schietende of brandende pijn. Ook een doof gevoel, tinteling of prikkeling in de armen, handen, benen en voeten zijn vormen van zenuwpijn. De huid kan dan overgevoelig zijn voor aanraking of voor warmte en koude.  

Pijn kan acuut zijn of chronisch. Acute pijn is er opeens en is kortgeleden ontstaan. Meestal is er een directe oorzaak voor deze pijn. Bijvoorbeeld een operatie, een andere behandeling of een ziekte. Acute pijn duurt een dag, een paar dagen of enkele weken. Chronische pijn is pijn die langer dan 3 maanden duurt. Veel mensen met kanker hebben chronische pijn.